top of page
  • Wouter Beke

Over de grens tussen haatspraak en vrijheid van meningsuiting



Op vraag van de European Development and Research Academy (EDARA) en de Islamic World Educational, Scientific and Cultural Organisation (ICESCO) werd ik uitgenodigd om te komen spreken op hun Europees seminarie over morele waarden en de vrijheid van meningsuiting in Europa. Ik bracht er volgende bijdrage over de grens tussen haatspraak en de vrijheid van meningsuiting.


Moet er een grens van de vrije meningsuiting zijn?

Zo ja, op welke manier moet/kan die begrensd worden?

Wat zijn de voorwaarden voor die vrije meningsuiting?

En kan er naast een wettelijke begrenzing nog een andere begrenzing zijn?


Laat me starten met een citaat:

Voltaire heeft ooit gezegd: "Ik verafschuw wat u zegt, maar ik zal uw recht om het te zeggen met mijn leven verdedigen."

Vrije meningsuiting is dus fundamenteel.

1. Vrije meningsuiting is fundamenteel maar NIET absoluut.

Geen enkel grondrecht is absoluut.

Er is maar één recht fundamenteel en absoluut en dat is het recht op leven.

Vrije meningsuiting is een van de negatieve vrijheden.

Een vrijheid kan negatief zijn of positief zijn (cfr H. Arendt). Een positieve vrijheid is een vrijheid om zaken mogelijk te maken. Een negatieve vrijheid is een vrijheid waarin de staat de burger niet mag hinderen tenzij dat absoluut noodzakelijk is.

Een positieve vrijheid betekent dat iedereen de kans moet krijgen om een boek te lezen, dit wil zeggen dat eerst een mens moet leren lezen. Een analfabeet is niets met een boek of de vrijheid te lezen want hij heeft niet leren lezen.

Een negatieve vrijheid is dat de staat geen verbod mag opleggen om boeken te publiceren.

2. De vrije meningsuiting kan dus wel ingeperkt worden als dit absoluut noodzakelijk is. Maar dan moet er voldaan worden aan drie voorwaarden

  • het moet op een legitieme wijze, d.w.z. bij wet

  • het moet proportioneel zijn, d.w.z. geoorloofd

  • het moet gedragen zijn door een brede groep in het parlement

  • het moet nodig en ondersteunend zijn voor een democratische samenleving.

Zo is de vrijheid van meningsuiting ingeperkt voor xenofobie, racistische verklaringen, laster, negationisme.

Andere fundamentele vrijheden zijn ook beperkt. Ik denk aan:

  • ambtenaren die worden geacht neutraal te zijn;

  • verplichte lesinhouden in het onderwijs, zoals biologielessen;

  • polygamie is verboden, vrouwenbesnijdenissen zijn verboden, genitale verminkingen, lijfstraffen, gedwongen huwelijken, shariarechtbanken die vrouwen discrimineren;

  • vrijheid van vereniging belet niet dat er een verbod op criminele organisaties is en soms een samenscholingsverbod;

  • persvrijheid laat nog geen laster toe en

  • godsdienstvrijheid belet niet dat sommige sekten verboden zijn.

3. Naast harde wetten en normen zijn er ook nog zachte waarden.

Onze samenleving laat meningsverschillen toe. De open samenleving (dixit Karl Popper) laat fundamentele meningsverschillen toe. Hier tegenover staat dat we de fundamentele waarden via de samenleving wel samen moeten uitdragen. Khalid Benhaddou noemt dit de soft power in een samenleving.

Je kan van mening verschillen, maar je moet samen de waarden uitdragen. Iets wat me doet terugdenken aan de presidentiële campagne tussen John McCain en Barack Obama.

“Ik moet u iets vragen. Ik kan Obama niet vertrouwen. Ik heb over hem gelezen en hij is niet, hij is niet... hij is een Arabier!” Die twijfelachtige mededeling wierp een blonde dame in rood t-shirt John McCain in oktober 2008 voor de voeten op een verkiezingsbijeenkomst. McCain twijfelde geen moment bij het horen van de vraag en gaf de vrouw beleefd maar kordaat een antwoord dat ze mogelijk niet had verwacht. “Nee, mevrouw”, zei de Republikein terwijl hij de microfoon van haar overnam. “Hij is een fatsoenlijke familieman en een burger waar ik nu toevallig meningsverschillen over fundamentele kwesties mee heb en dat is waar deze campagne om draait.”


Ruim een maand na de terreuraanslagen op 11 september 2001 hield Jürgen Habermas, de bekende Duitse linkse filosoof, een opvallende toespraak over ‘Glauben und Wissen’ naar aanleiding van de Friedenspreis des deutschen Buchhandels die hij in ontvangst mocht nemen. Habermas wordt door zijn theorie van het communicatieve handelen en zijn discussie-ethiek als een van de allerbelangrijkste denkers van onze tijd beschouwd.

Aanvankelijk ging Habermas er met zijn theorie van uit dat er in een samenleving steeds overeenkomsten mogelijk zouden zijn na een redelijk debat en uitwisseling van redelijke argumenten.

Na 11 september stelde hij zijn mening bij. In een historische dialoog met de toenmalige kardinaal Joseph Ratzinger bevestigde Habermas dat een democratie het aanvaarden en beleven van een aantal burgerdeugden veronderstelt. Waarden zoals de mensenrechten, de democratie zelf, de solidariteit, vrijheid, gelijkheid en respect. Waarden die schatplichtig zijn aan een christelijke erfenis. Habermas bevestigde dat het fout zou zijn ons van deze bronnen af te snijden.


Individuele vrijheden in een democratie kunnen niet afgedwongen worden door de markt of door de staat. Ze moeten worden beleefd door de mensen. Ze moeten worden verteld en overgedragen, ze moeten door iedereen aanvaard, gedeeld en verdedigd worden.

Een samenleving kan dus niet zonder een minimum aan gemeenschappelijke band. Het gaat om het respecteren van waarden en normen. Normen zijn waarden in wetten gegoten om ze afdwingbaar te maken. Normen lijken belangrijker (want afdwingbaar) maar in feite zijn waarden belangrijker. Waarden zijn niet afdwingbaar maar worden doorgegeven via opvoeding, traditie en de civiele samenleving. Zij beperken de vrije mening niet in bij wet maar kaderen wel dat bepaalde meningen kunnen schuren aan datgene wat goed is voor een samenleving.

Bepaalde uitspraken kunnen een samenleving ontwrichten, ook al beantwoorden ze niet aan de criteria om ze te verbieden.


4. Naast wettelijke beperkingen kan er ook een gerechtelijke appreciatie zijn.

Vrije meningsuiting is immers gebonden aan tijd en ruimte. Dat is niet statisch maar dynamisch. Wat in een samenleving vijftig jaar of vijfentwintig jaar niet getolereerd werd, wordt vandaag wel getolereerd. Het Europees Hof van de rechten van de Mens dacht in 1950 anders over homoseksualiteit en transgenderschap dan vandaag.


Heeft u ooit de film The Imitation Game over het leven van Alan Turing gezien? Alan Turing was een Brit die in de Tweede Wereldoorlog de Enigma code van de Duitsers kraakte en zo de geallieerden hielp om de Duitse communicatie te onderscheppen. Hij speelde op die manier een belangrijke rol in de uiteindelijke overwinning van het vrije Westen tegenover Nazi-Duitsland. Hij was echter ook een homoseksueel. In 1952 werd hij in Groot-Brittannië veroordeeld nadat zijn affaire met een jonge man ter ore kwam van de politie. Na een jaar door de overheid opgelegde hormoontherapie te ondergaan pleegde Turing zelfmoord in 1954. Tussen 1885 en 1967 zouden ongeveer 49.000 homoseksuele mannen veroordeeld worden onder de Britse wet. Pas in 2013 zou koningin Elizabeth II Alan Turing postuum een koninklijk pardon geven.

Tijden veranderen. Tijden veranderen ook onze waarden en normen. Ze zijn niet statisch of in marmer gebeiteld. Maar ze zijn er wel.

Vandaag worden meningen gecontroleerd door sociale mediabedrijven. Niet alles is wettelijk te verbieden. Die sociale mediabedrijven bepalen op basis van maatschappelijke waardeoordelen wat wel en wat niet kan.

Maar het zou goed zijn als dit kan gebeuren door gespecialiseerde rechtbanken. Zij kunnen dan oordelen in concrete casussen. Er moet eenheid van rechtspraak zijn. Voor exact dezelfde uitlating de ene keer een veroordeling, een andere keer de vrijspraak. Mensen kunnen dit niet verstaan. Het is belangrijk dat zaken die gevoelig liggen in een democratische samenleving een beetje convergent behandeld worden. Door rechters die mee evolueren met de samenleving en coherentie brengen in wat geoorloofd is en wat niet geoorloofd is.

Dus conclusie: vrije meningsuiting is fundamenteel maar niet absoluut. Het kan beperkt worden. Door de wet. Door de samenleving. En door rechtbanken. Maar enkel wanneer de open samenleving in haar fundamenten wordt bedreigd.

bottom of page