Ik was 15 jaar toen in november 1989 de Berlijnse muur viel. 2 jaar eerder had president Ronald Reagan er aan de Branderburger Tor een fenomenale speech gehouden en de roemruchte woorden uitgesproken: ‘Tear down this Wall Mr Gorbatsjov’. 2 jaar later was het dus zover.
Het is intussen 33 jaar geleden. Waarom was deze historische gebeurtenis nu zo maatschappelijk relevant? Omdat velen ervan uitgingen dat met het neerhalen van de Berlijnse muur, ook het Ijzeren Gordijn zou neergehaald worden en de opdeling van Europa, ja zelfs van de wereld in een Westers blok en een communistisch blok zou neergehaald worden. De wereld zou één worden. Landen zouden cartografische illusies worden. Volkeren zouden opgaan in één groot wereldburgerschap.
Na de val van de Berlijnse muur schreef Francis Fukuyama in 1992 zijn bekende boek ‘The End of History and the last man’. We waren volgens Fukuyama gekomen aan het einde van de geschiedenis. De naoorlogse strijd tussen communisme en liberalisme was beslecht in het voordeel van het liberalisme. De winnaar was het liberale mensbeeld, de liberale democratie en de vrije markt. De mens zou voortaan in een kosmopolititische wereld leven waar de liberale democratie en de vrije markt de hoekstenen van zouden zijn. Van Bill Clinton in de VS tot Tony Blair het VK, iedereen onderschreef deze analyse en baseerde er hun politieke actie op. In Duitsland bracht de linkse Gerhard Schröder als bondskanselier op basis van deze analyse een coalitie met liberalen op de been. In Nederland verzoende Wim Kok liberalen en socialisten in een paars kabinet. Ook in eigen land was de idee van de actieve welvaartstaat een vertaling van deze uitgangspunten en de start voor de paarse regeringen van Guy Verhofstadt en Frank Vandenbroucke.
De analyse van Fukuyama blijkt niet te kloppen. Samenlevingen komen echter op geregelde tijdstippen voor trilemma’s te staan. Een trilemma is een keuze tussen drie uitgangspunten waarbij je er maar twee kan nemen. Het gaat over de keuzes tussen snelheid, openheid en veiligheid. Wanneer er gekozen wordt voor openheid en veiligheid, verliest men aan snelheid. Wanneer er gekozen wordt voor veiligheid en snelheid, verliest men aan openheid. En wanneer er gekozen wordt voor openheid en snelheid, verliest men aan veiligheid.
Het is die laatste keuze, een keuze voor openheid en snelheid, die we rond de eeuwwende gezien hebben. Economische en financiële markten werden geliberaliseerd (open gemaakt), het internet dat in die periode zijn intrede deed, zorgde voor een grote snelheid van informatieoverdracht, kennisdeling, etc. En vermits de grote vijand, het communisme, was geïmplodeerd, moest men zich geen zorgen meer maken over de veiligheid. Zo dacht men. Landen werden hoe langer hoe meer cartografische illusies: grenzen vervaagden, alles werd ingezet op het opengooien van de grenzen. Wanneer landen meer en meer met elkaar vervlochten zouden geraken, en dus meer en meer van elkaar afhankelijk zouden zijn, zou dat niet alleen de economische groei ten goede komen. Het zou ook zorgen dat er geen oorlogen of conflicten meer zouden zijn want men zou dan in eigen voet schieten. Conflicten of oorlogen zouden zorgen voor economische problemen, problemen in energiebevoorrading of bevoorrading van materialen, halfafgewerkte of afgewerkte producten. Wie zou dit soort zaken op het spel zetten voor een stukje grond ?
Maar wanneer amper tien jaar later in 2001 op nine eleven in New York de aanslagen op de Twin Towers plaatsvinden, blijkt het einde van de geschiedenis en het pad van de toekomst toch niet meer zo zeker te zijn. Plots leek Samuel Huntington, die de analyse van Fukuyama met zijn boek ‘The clash of civilisations’ beantwoord had, het gelijk aan zijn kant te hebben. Huntington schreef dat culturele en religieuze identiteit van mensen en volkeren wel belangrijk zijn, en wel zo belangrijk dat ze ook een belangrijke bron van conflicten zijn. De aanslagen in New York zouden gevolgd worden door aanslagen in Madrid (2004), London (2005), Parijs (2015), Brussel (2016), Berlijn (2016), …
Het gevoel dat in het trilemma de keuze voor openheid en snelheid gemaakt werd en daardoor een prijs voor de veiligheid betaald werd, was onuitgesproken maar wel groot. Even zo groot was het gevoel dat verschillen in cultuur of identiteit tussen mensen en volkeren niet weggevaagd of onder de mat geveegd moeten worden, maar erkend moeten worden en een plaats moeten krijgen.
Dat de wereld door te kiezen voor openheid en snelheid niet zonder meer vooruit is gegaan, maar ons ook meer kwetsbaar heeft gemaakt, is een gevoel dat we sindsdien nog een paar keer beleefd hebben: denk aan het moment dat in 2008 de bank Lehman Brothers in de Verenigde Staten failliet ging. Het faillissement van een bank aan de overkant van de grote plas deed in ons land de KBC bank bijna door de knieën gaan, en moesten er overnemers gezocht worden voor Dexia en Fortis om te vermijden dat ze ook failliet zouden gaan. Ook hier weer hetzelfde patroon. De financiële wereld had in het trilemma gekozen voor openheid en snelheid. En daardoor de eigen veiligheid in problemen gebracht.
Ook Europa en het Europese project van de Europese Unie komt in dit trilemma door de keuze voor snelheid en openheid in de problemen. In 2011 waait de Griekse financiële crisis over heel Europa en wordt het een Europese crisis die ook in ons land sterk voelbaar wordt en opnieuw zorgt voor problemen op de financiële markten en de financiële instellingen. Er wordt zelfs even gedacht aan een grexit om Griekenland uit de Eurozone te duwen. Even later beslist het Verenigd Koninkrijk bij referendum tot een brexit. De campagnevoerders spelen volop het thema van de veiligheid in het trilemma uit. Ze geven de mensen het valse gevoel dat door uit de Europese unie te stappen de mensen opnieuw meer controle over hun land zouden kunnen verwerven.
De bankencrisis, de eurocrisis, de aanslagen, de klimaatcrisis, de migratiecrisis, de coronacrisis, en intussen is er ook nog de Oekraïnecrisis bijgekomen. Telkens hebben de mensen het gevoel dat ze een stuk bescherming missen. Mensen voelen zich niet meer beschermd in hun eigen omgeving. Mensen hebben het gevoel dat gebeurtenissen elders een grote invloed hebben op hun persoonlijk leven. Banken in de VS gaan failliet en ons bankensysteem komt onder druk te staan. Oorlog in Syrië of Oekraïne brengt een vluchtelingenstroom op gang. De stijgende kosten door onze energieafhankelijkheid van Rusland voelen we onmiddellijk in onze portemonnee.
Een virus uit Wuhan zet de hele wereld in lockdown, er werd een nachtklok afgekondigd – nooit meer gezien sinds de Tweede Wereldoorlog - en ontwricht de hele wereldeconomie. Kortom, mensen hebben het gevoel dat die cartografische illusies nu toch ook niet je dat is.
En soms voelt dat afhankelijk van de rest van de wereld zijn, zeer bedreigend aan. Op het ogenblik dat we bij het begin van de covid pandemie mondmaskers nodig hebben en de federale noodstock aan mondmaskers blijkt vernietigd, blijkt die Europese vrije markt toch niet zo goed te werken. In België was er geen enkele fabriek die mondmaskers produceert. In Europa waren er enkele maar de landen waar die bedrijven zich bevonden, eisten die mondmaskers op. En op de wereldmarkt ware, mondmaskers het nieuwe goud geworden want iedereen moest er hebben. Het gevolg: gigantische prijzen en weinig beschikbaarheid. De open en snelle wereldeconomie bleek ons niet echt te kunnen helpen. Waardoor iedereen in die eerste weken van de pandemie (in maart en april 2020) zijn plan moest trekken. In het trilemma van openheid, snelheid en veiligheid is ook hier gekozen in het verleden voor openheid en snelheid. De veiligheid van een mondmasker in een pandemie was geen prioriteit. En daar is een prijs voor betaald op het ogenblik dat we die mondmaskers nodig hadden en nodig hebben.
Dit trilemma hebben velen de voorbije decennia aangevoeld. Door in te zetten op meer openheid van onze economie en onze samenleving, door in te spelen op de snelheid (of het nu gaat over vervoer, financiële markten, informatieuitwisseling, …) hebben we ingeboet aan veiligheid en een stuk gevoel van geborgenheid verloren. Het heeft ons op vele vlakken kwetsbaar gemaakt: de bankencrisis van 2008 is er gekomen omdat de financiële markten openheid en snelheid belangrijker vonden dan het beschermen van klanten. Investeren in veiligheid (defensie) is lange tijd geen prioriteit meer geweest. Ik heb regeringsonderhandelingen meegemaakt waar het afschaffen van de landcomponent, dit is de landmacht van de Belgische defensie, op tafel werd gelegd.
Volledig terugplooien op onszelf is echter geen heilzame strategie: Vlaanderen is een van de meest open economieën van de wereld, we zijn een kruispunt tussen Parijs, Londen, Amsterdam/Rotterdam en het Rührgebied. We danken er onze welvaart aan. Na de Tweede Wereldoorlog heeft Vlaanderen een sociaal-economische metamorfose ondergaan en zijn we van een achterstandsregio een van de meest welvarende regio’s in de wereld geworden.
Door niet terug te plooien op onszelf maar samenwerking op te zoeken zijn we in de pandemie ook wel tot mooie resultaten gekomen. Europa en de regels van de interne vrije markt had ons met de mondmaskers in het begin van de covidcrisis in de steek gelaten.
Maar Europa nam wel het voortouw bij het aanleveren van vaccins. Aanvankelijk dreigde het ook hier ieder voor zich te worden: Frankrijk vertrouwde op zijn sanofi, Duitsland op Biontech dat een samenwerking met pfizer had afgesloten, Zweden geloofde in zijn Astra Zeneca, wat een Zweeds-Brits bedrijf is. En dan was er ook nog het Jansen vaccin, dat behoort tot het Amerikaanse Johnson & Johnson, maar wel in Vlaanderen in de labo’s van dokter Jansen ontwikkeld is geworden. Europa besliste tot een Europese aankoop waar elke lidstaat in verhouding tot zijn bevolking evenveel vaccins zou krijgen.
Terugplooien op onszelf is dus heilloos. Maar we moeten wel mensen beschermen zonder ze af te schermen. ‘To protect without protectionism’. We moeten mensen het gevoel van geborgenheid geven. Het antwoord is niet onafhankelijkheid of terugplooien op zichzelf. Ook niet het terugtreden uit internationale organen of denken dat we met het ‘herstellen’ van de eigen grenzen ons kunnen versterken.
Het antwoord is wel de samenleving zo organiseren dat mensen het gevoel van geborgenheid kunnen terugkrijgen. Als persoon en als gemeenschap. Als individu maar ook in wat ons bindt door onze taal, onze waarden en normen die we met elkaar delen, kortom onze identiteit. Dat was ook de centrale stelling in mijn boek De Revolutie van de redelijkheid.
De Nederlandse filosoof Jan-Hendrik Bakker spreekt over Nabijheid. Hij schrijft dat ‘de nabijheid een manier biedt om oplossingen te vinden voor een wereld die veel te groot is geworden voor de meesten van ons…. Meer nabijheid is meer dan een gevoel van veiligheid, het is net zo goed de intimiteit die we met het leven zelf hebben. Het is de concrete, tastbare, aaibare én weerbarstige werkelijkheid van alledag. In de eigen directe omgeving begint het leven van het individu en van de gemeenschap. Veiligheid is een basis van waaruit we de grote wereld tegemoet treden’.
We wonen in een van de meest open regio’s van de wereld, hebben een relatief hoge graad van sociale bescherming, en toch hebben we het gevoel dat die veelgeprezen openheid van en ten overstaan van de wereld ons de veiligheid, de nestwarmte van de eigen omgeving heeft doen teloorgaan.
Hier moeten we verstandig mee omgaan. Wat is voor mensen belangrijk? Zich financieel beschermd voelen door voldoende inkomen uit werk/arbeid te halen. Zich voldoende veilig voelen. En zich voldoende sociaal beschermd voelen als men ziek of ouder wordt. Je kan maar je vleugels uitslaan in de wereld als je het gevoel hebt over een nest te beschikken dat je geborgenheid geeft. Je hebt meer vertrouwen wanneer er een band is. Die band kan het gezin of de familie zijn, de buurt waar je woont, de gemeenschap waar je eenzelfde taal deelt of een bredere gemeenschap waarmee je een taal en waarden deelt.
Die nabijheid moet vertaald worden. Maar hoe operationaliseer je zoiets? Hoe creëer je, versterk je of onderhoudt je die band?
Ik kom even terug op de vaccinacampagne want het is een mooi voorbeeld hoe je dit kan organiseren. Begin 2021 zei professor Carl Devos: ‘we zullen nu eens kunnen zien wie het meest performant is. Elk land in Europa krijgt hetzelfde aantal vaccins. We gaan nu eens zien wie de beste vaccinatiecampagne kan organiseren’.
En we hebben het gezien. Vlaanderen werd de vaccinatiekampioen van Europa! En dat is omdat we vertrokken van een sterke overtuiging om dit te organiseren in de nabijheid van de vertrouwde kring, namelijk de zorg kort bij de mensen, dit wil zeggen op het niveau de van de eerste lijn en de eerstelijnszones: dat is de plaats waar zorgverstrekkers, welzijnswerkers, sociale diensten, enzovoort elkaar tussen een beperkt aantal gemeenten ontmoeten.
In de zomer 2020 heb ik in Vlaanderen 60 eerstelijnszones erkend. Met 6,6 miljoen Vlamingen wil dit zeggen om en bij de 100 000 inwoners per eerstelijnszone. Dat is dus gemiddeld 3 à 4 gemeenten. Van hieruit willen we zorg en welzijn in de toekomst organiseren en op elkaar afstemmen. Het organiseren van testcentra om covidbesmettingen te testen, het organiseren van schakelzorgcentra en het organiseren van vaccinatiecentra in de eerste lijn was voor mij een doelbewuste keuze. Omdat ze gestoeld was en is op een overtuiging dat we zorg en welzijn best op die manier organiseren.
En het is een overtuiging die ik al lang heb. In 2007 schreef ik in mijn eerste boek ‘De mythe van het vrije Ik’: ‘willen wij de kwaliteit van de gezondheidszorg in de toekomst blijven garanderen en ook betaalbaar blijven houden, dan zullen we de lokale besturen en verantwoordelijken een grotere rol moeten laten spelen in de organisatie van ons systeem van gezondheidszorg’. Vandaag hebben we daar belangrijke toekomstlijnen voor uitgetekend. Door de coronacrisis is het bewustzijn en het belang hiervan nog versterkt.
De coronacrisis heeft ook de verschillen in cultuur, in gezondheidscultuur, blootgelegd. Wallonië en Brussel zijn veel hospitalocentristischer georganiseerd. Dit wil zeggen: ze gaan sneller naar een ziekenhuis en minder snel naar de huisarts. Ook vaccinatiecentra en testcentra werden veel meer vanuit de ziekenhuizen georganiseerd. Maar ook in niet coronatijden zien we dat hun gezondheidscultuur veel meer vertrekt vanuit het ziekenhuis dan vanuit de eerste lijn.
Als we kijken naar de grote uitdagingen die met betrekking tot de gezondheidszorg voor ons liggen dan staan chronische zorgen en mentale problemen bovenaan de lijst. Een tijdje geleden had ik een gesprek met Hans Klüge, directeur WHO regio Europa. ‘Chronic care and mental diseases’ noemde hij de twee grootste gezondheidsuitdagingen van de Westerse wereld.
Zeker in Vlaanderen is dit zo. We leven met zijn allen langer, en we leven langer gezonder. De Vlaming wordt gemiddeld 82 jaar oud. Hij leeft gemiddeld 2,5 jaar langer dan in Brussel en drie jaar langer dan in Wallonië De toekomst is er één van geïntegreerde zorg waarbij welzijn en zorg op elkaar afgestemd zijn. Het aantal ingrepen voor acute opnames in de ziekenhuizen daalt en het aantal opnames voor chronische zorg stijgt.
Dertig jaar geleden was dit een verhouding van 1 op 6. 6 bedden voor acute zorg tegenover 1 bed voor chronische zorg. Vandaag ligt dit korter bij de 2 op 1. Beide evoluties zijn logisch: de gezondheidszorg evolueert aan een snel tempo. Waar je voor bepaalde acute ingrepen twintig jaar geleden weken in het ziekenhuis lag, is dat vandaag een kwestie van een aantal dagen. Inzake chronische aandoeningen zien we het omgekeerde. Hoe ouder mensen worden, hoe meer ze met chronische aandoeningen geconfronteerd worden. En vroegere dodelijke ziektes, zoals kanker, evolueren steeds meer naar chronische beheersbare ziektes.
Mensen die omwille van een chronische aandoening in een ziekenhuis komen, worden er opgenomen maar gaan nadien terug naar huis om daar verder opgevolgd te worden. Ze zijn immers niet genezen van hun aandoening. Ze worden opgenomen in een ziekenhuis voor de precaire fase, maar gaan nadien terug naar huis waar men verder wordt verzorgd, ondersteund en opgevolgd.
Dit proces zal in de toekomst alleen nog maar toenemen omwille van drie redenen. Ten eerste omwille van de veroudering. Mensen worden ouder en dus wordt de inzet van onze gezondheidszorg voor chronische zorg belangrijker. Ten tweede: de wetenschappelijke evoluties, de digitalisering, etc laat vandaag veel meer toe om patiënten ook van thuis uit op te volgen. Dit zal in de toekomst alleen nog maar toenemen. En tenslotte zorgen nieuwe medische inzichten er ook voor dat ziektes die vroeger dodelijk waren, in de toekomst als een chronische ziekte behandeld kunnen worden. Kankers, beroertes, hartfalen, etc hoeven niet meer fataal te zijn maar vragen vaak wel nog levenslang nazorg.
Cure en care, zorg en welzijn, moeten samen. Preventie en curatie hangen ook heel erg samen. Door in te zetten op welzijn kan je heel wat ‘zorg’ voorkomen. 6 op de 10 aandoeningen waarvoor mensen in een ziekenhuis terechtkomen, zijn vermijdbaar want heeft te maken met gedrag zoals roken, overgewicht, ongezonde voeding, te weinig beweging. Preventie en curatie zijn ying en yang in het gezondheidsbeleid en komen dan ook best in één hand.
Ik geloof niet dat alle bevoegdheden naar de deelstaten brengen de beste oplossing is. Er zijn zaken die we best in ons land samen blijven doen. Maar als het gaat over ons gezondheidsbeleid dan ben ik daar wel van overtuigd dat deze het best door de deelstaten worden uitgeoefend.
De veroudering van de bevolking stelt ons voor grote uitdagingen. Gezondheidszorg wordt hoe langer hoe meer chronische zorg. Mensen leven langer en leven langer gezonder. Maar hoe ouder we worden, hoe meer kans op een ziekenhuisopname. De helft van de 65 plussers heeft minstens drie chronische aandoeningen. De 65 plussers maken 22 % van de bevolking uit, maar betekenen bijna 60 % van de verblijfsdagen in een ziekenhuis. De 80 plussers maken 10 % van de bevolking uit, maar bezetten bijna een derde van alle verblijfsdagen in een ziekenhuis. Het aantal acute bedden in een ziekenhuis daalt, het aantal chronische bedden (met vooral geriatrische bedden, psychogeriatrische aandoeningen en palliatieve zorg) stijgt. Met de veroudering die voor de deur staat, zullen de kosten de komende jaren en zelfs decennia enorm stijgen. Als we die stijging onder controle willen houden, is een betere organisatie en afstemming van groot belang.
Voor de mensen die niet genezen kunnen worden, is het zaak om de ziekte onder controle te houden, de levenskwaliteit maximaal te bewaren en in te zetten op het welzijn van de patiënt. Zorg, gezondheid en welzijn ontmoeten elkaar hier. Het afstemmen van de ambulante zorg, de thuiszorg met residentiële zorg leidt tot een kwalitatieve zorg.
In steeds toenemende mate zal ziekenhuiszorg ouderenzorg worden. Daarom moeten de ziekenhuizen en de ouderenzorg onder één verantwoordelijke overheid komen.
Het zorgt bovendien voor scheeftrekkingen. Door in te zetten op de eerste lijn wordt er in Vlaanderen minder gebruik gemaakt van ziekenhuiszorg dan in de andere twee gewesten. Het aantal daghospitalisaties ligt in Vlaanderen beduidend hoger. Hoewel Brussel de jongste bevolking heeft en dus in principe ook de minste ziekenhuisverblijven zou moeten kennen (want hoe ouder de bevolking, hoe meer ziekenhuisopnames), is dit niet het geval. Dit zie je ook in Wallonië. Dit heeft alles te maken met het ontbreken van een eerste lijn zoals die uitgebouwd is in Vlaanderen. Hoewel we dus in Vlaanderen met de oudste bevolking zitten, hebben we het minst aantal ziekenhuisverblijven (zo’n 15 % minder dan in de andere regio’s).
Als we de eerste lijn verder willen versterken en nog beter afstemmen op de tweede en derde lijn, dan hebben we de bevoegdheden best samen in één hand.
Dat de gezondheidszorg best op het niveau van de deelstaten georganiseerd worden, ligt trouwens in lijn bij een internationale tendens. In Nederland heeft men de organisatie van de gezondheidszorg grotendeels opgedeeld in 25 regio’s. In Het Verenigd Koninkrijk, hebben noord Ierland, Schotland, Wales en Engeland een eigen gezondheidsbudget. In Duitsland, Italië of Spanje is het gezondheidsbeleid een regionale bevoegdheid.
Ik besluit.
De wereld zoals we die vandaag zien, komt voor veel mensen bedreigend over. De idee dat landen cartografische illusies zijn geworden, blijkt niet te kloppen. Mensen hebben allemaal een identiteit die vorm gegeven wordt door de taal die ze spreken, de regio waar ze wonen, de waarden en normen die hen bindt.
Dertig jaar geleden leek het dat de wereld open werd, kansen bood en toekomst gaf. In het trilemma openheid, snelheid en veiligheid werd ingezet op openheid en snelheid. We hebben op vele vlakken ingeboet op veiligheid. Vandaag hebben veel mensen het gevoel dat daar wel een grote prijs voor betaald is: dat het een wereld is geworden die onzekerheid geeft en mensen blootstelt aan allerlei bedreigingen.
Het antwoord is niet terug te plooien op onszelf. Maar wel ons zodanig te organiseren dat we een gevoel van zekerheid en bescherming geven. Geborgenheid en nabijheid zijn voor de mensen belangrijk. De belangrijkste vorm van zekerheid en bescherming is de sociale zekerheid en de sociale bescherming. In een wereld waarin mensen ouder worden, is het zorgen van een goede sociale bescherming van een groot belang. Het organiseren van zorg en welzijn, kort bij de mensen, is daarom ons vertrekpunt: mensen beschermen zonder af te schermen. Mensen een houvast geven zodat ze met een open blik naar de wereld kunnen kijken. Die zorg, nabij georganiseerd, gebeurt best op Vlaams niveau en op niveau van de eerstelijn. De pandemie heeft nog eens aangetoond, of beter bevestigd, dat de zorgculturen in ons land heel verschillend zijn. Dat hoeft op zich geen probleem te zijn. Geef elk zijn vrijheid om daarmee om te gaan. En zich zo te organiseren op de uitdagingen die voor de deur staan: de veroudering van de bevolking en de krapte op de arbeidsmarkt tonen aan dat de noden groot zijn.
Comments